Bio
Boon
In het dorp waar ik vandaan kom, hadden we een tandarts waarvan iedereen wist dat hij iedere vrijdagmiddag naar de gevangenis moest. Net zoals bij Monopoly, zo fantaseerde ik, alsof je iedere ronde opnieuw op dat vakje kwam. ‘Hij heeft de belasting opgelicht,’ zeiden de mensen. Op zondagavond haalde zijn vrouw hem weer op zodat hij op maandag weer tanden kon trekken.
De Monopolytandarts ging met pensioen en er kwam een nieuwe. Laten we die tandarts maar even Boon noemen, want zo heette hij namelijk ook. Als Boon een gaatje in je tand moest vullen, gaf hij je geen verdoving. Verdoven was onzin en voor zachte eitjes. Ik was veertien en geloofde hem. Boon droeg nooit latex handschoenen. Hij had een speciale spray die net zo goed beschermde als rubber. Ik was veertien en wist dat dit niet kon.
Ik verhuisde naar Amsterdam en ik kreeg een nieuwe tandarts. Deze man droeg een lasbril en handschoenen en maakte een foto van mijn kiezen. ‘Kijk, hier zie je dat de vulling tussen je twee achterste kiezen helemaal doorloopt. Je tandarts heeft er als het ware één enorme kies van gemaakt.’ Hij gaf me een verdoving en boorde het hobbywerkje uit mijn gebit.
Straks moet ik weer naar de tandarts. Deze tandarts heet Eddo. Eddo is mijn held. Tijdens zijn wortelkanaalbehandeling heb ik vorig jaar zelfs een half uur in de stoel geslapen. Iedereen die mij kent weet dat ik de slechtste slaper van de wereld ben, maar Eddo zit aan mijn tanden en ik ben weg. Zo meteen krijg ik van hem een kroon. Dat is dan ook de kroon op het werk van Boon, want met die kiezen kwam het nooit meer goed.
En Boon? Boontje kreeg de griep. De griep werd erger en erger, echt, hij was heel ziek. Nou weet je nooit of een arts een griep kan genezen, maar Boon wilde niet dat de dokter langskwam. Want de dokter was onzin en voor slappe eitjes. De griep sloeg op zijn hartkleppen. En toen ging hij dood.
En nu moet ik rennen, anders kom ik te laat bij Eddo.