Bio
Het Interview
Haar leven lang woonde ze in het ouderlijk huis. Mijn oudtante van 87, die als jongste al haar ongetrouwde zussen overleefde. Ze had het niet makkelijk. Was verloofd, maar haar aanstaande verdween de dag voor het huwelijk. In haar jonge jaren wilde ze het huis uit, naar de stad. Later wilde ze leren autorijden en droomde ze van een Dafje. Maar haar dominante zussen bepaalden dat het niet doorging. Ze was de eerste aan wie ik dacht toen ik als student colleges oral history volgde en een oudere moest interviewen over diens lagere schooltijd.
Bij mijn oudtantes vierden wij altijd Pasen. Ik vond ik het geweldig en wat mij het meest fascineerde was de sfeer in het huis. Door de groene voordeur stapte je een andere tijd binnen. In de woonkamer hing het schilderij van overgrootvader, die je overal in de kamer je het gevoel gaf dat hij naar je keek. Boven was een slaapkamer met een lampetkan in plaats van een wastafel. En op zolder speelden we verstoppertje tussen kasten vol glaswerk uit de tijd dat er een apotheek bij de artsenpraktijk gevestigd was. In de tuin met het tuinhuis waande ik me een prinses. Boodschappen lieten de tantes bezorgen. Ik hoorde ze eens tegen mijn vader zeggen: ’Een supermarkt? Nee, dat kan niet! Dan kunnen andere mensen zien wat je in je wagentje stopt.’
Met een cassetterecorder in mijn tas reed ik naar mijn oudtante. De sfeer was onveranderd. In de voorkamer bij het raam stond nog altijd de stoel, haar moeders vaste plek. Erboven hing een foto van zus Josephine, op jonge leeftijd gestorven aan tuberculose. Ik keek naar de stoel en de foto, op dat moment raasde een vrachtwagen het raam voorbij. Je voelde het binnen trillen.
Mijn oudtante vertelde over haar lagere schooltijd, over het schooltje in de buurt. Daarna moest ze naar de nonnen. Het was er niet leuk. Ze schudde haar hoofd, ze viel stil. Ik probeerde het gesprek gaande te houden. Ze keek me doordringend aan. ’Waarom wil je dit weten? Waarom stel je deze vragen? Dat hoort niet. Het is niet nodig dat je studeert want je bent een vrouw.’ Ik was verbaasd en kon er niets tegen inbrengen. Ik kon de tijd tussen ons niet overbruggen. Dit was haar realiteit. Ik stopte mijn cassetterecorder in mijn tas en stapte een beetje onvoldaan in de auto. In de achteruitkijkspiegel zag ik haar staan, op de drempel van de groene voordeur. Ik zwaaide. Zij zwaaide terug.