Bio
Ruzie!
Zoals veel families in protestant Nederland was ook de mijne gespleten langs levensbeschouwelijke lijnen, zonder dat werd gesproken over hoe dat allemaal zo was gekomen. Liever niet eigenlijk, oprakelen van oud zeer was taboe, alles verzonk in een vervagend collectief onbewuste. Een moeizame reconstructie leert dat de Hervormde gemeente van het kustdorp waar ik opgroeide en waar wij lid van waren – in het gebouw zit nu een meubeltoonzaal annex lifestylewinkel – ruim voor mijn geboorte uit elkaar was gevallen, nadat een nieuwe organist moest worden aangesteld.
De afvaller richtte uit wrok, woede en teleurstelling een afdeling op van de toenmalige Gereformeerde Bond tot verbreiding en verdediging van de Waarheid in de Nederlandse Hervormde (Gereformeerde) Kerk, die in 1906 was opgericht om het protestantse erfgoed veilig te stellen. De ene helft van mijn familie volgde deze scheurmaker, de andere bleef de moederkerk trouw. Decennia later ontaardden verjaardagspartijen nog wel in theologische discussies. Mijn steile oudoom Kees pareerde zijn vrijzinniger familieleden, die opperden dat we Gods woord niet altijd letterlijk hoefden te nemen, door zijn hand op de Statenvertaling te leggen met de woorden: ‘Van kaft tot kaft.’
Directe aanleiding voor de oprichting van wat kortweg de Bond is gaan heten was de ‘kwestie Bähler’. Louis Adriën Bähler (1867-1941), toentertijd dominee op Schiermonnikoog, was een scheurmaker, zoals de protestantse kerkgenootschappen er in de loop der eeuwen honderden of misschien nog wel veel meer hebben gekend. Het merendeel van hen was zeer rechtzinnig. Bähler koos juist voor de vrijzinnigheid. ‘Door lezing van boeken, van met name Tolstoi en de zogenoemde moderne theologen, volgt hij al vlot het spoor van het christen-anarchisme, het socialisme, het antimilitarisme en de strijd tegen de alcohol.’ Het leidde hem tot het Boeddhisme, wat niet bij al zijn christelijke geloofsgenoten even goed viel.
Er waren ook meer prozaïsche twisten. In 1890 kreeg hij een boete van vijfentwintig gulden wegens smaad, nadat hij een collega had beticht van financiële onregelmatigheden. ‘Het was de eerste maar zeker niet de laatste keer dat Bähler bij een dergelijk conflict was betrokken.’ In 1895 ging hij naar Schiermonnikoog, waar het althans enige tijd goed ging. ‘Tot genoegen van de eilandbewoners, hield hij lezingen over de natuur èn over de oosterse mystiek en het boeddhisme, waar hij zich meer en meer in verdiepte.’
Na een openbaar pleidooi voor dienstweigering tijdens een ‘bijeenkomst van moderne theologen’ kwam hij twee jaar later opnieuw voor de rechter, en kreeg hij bovendien het Provinciaal kerkbestuur achter zich aan. ‘In artikel 11 van het Algemeen Reglement van de kerk stond namelijk dat het een kerkelijke functionaris niet past om de liefde voor Koning en Vaderland te ondermijnen.’ Het bleef bij een berisping, maar in 1915 kreeg hij weer een aanklacht aan de broek, wegens opruiing, na een herhaalde oproep tot dienstweigering.