Marjan foto

 

Marjan werkt sinds 1973 in de journalistiek. Onder meer bij Margriet en Libelle waarvoor ze veel interviews maakte met een hoog human interest gehalte. Inmiddels heeft ze zeven non-fictie boeken over uiteenlopende onderwerpen op haar naam staan en acht romans. Onlangs voltooide ze haar studie Cultuurwetenschappen. In haar vrije tijd rijdt ze graag op haar IJslandse paarden: Einar dan wel Dimmalimm.

Bamboegordijn

Het meisje dat ooit mijn beste vriendinnetje was, vond mijn vader een James Bond. Dat vond ik niet. Maar óók in mijn ogen was hij – geregeld – een held. Dat kwam niet alleen doordat hij Egyptische sigaretten rookte, vijf talen sprak en zowel links- als rechtshandig kon tennissen maar misschien vooral doordat hij er zo weinig was.

Een groot deel, voor mijn gevoel het grootste deel, van zijn werkzame leven bracht hij door, achter wat toen nog het bamboegordijn heette: China. Twee keer per jaar vertrok hij oostwaarts. Voor zaken. Dan ging hij naar Peking, Sjanghai, Kanton en deed dan aan het eind van zo’n reis ‘om weer te acclimatiseren ‘ een paar dagen Hong Kong aan. Toen nog een Britse kroonkolonie met een iets ander politiek klimaat dan de Volksrepubliek van Mao Zedong destijds.

Iedere keer weer als mijn vader vertrok, zou hij niet langer wegblijven dan zes weken. Hooguit acht. Maar het werden er altijd meer. Twee maanden, drie maanden. Eén keer bleef hij zelfs zes maanden weg. In die periode hebben we hem drie keer gesproken. Via de telefoon. Dat was trouwens een heel gedoe in die tijd. Zo’n gesprek moest worden aangevraagd. Lang wachten op een verbinding die vaak ook nog eens mislukte. En als we hem dan eindelijk aan de lijn hadden, kwamen we bovendien niet veel verder dan heel hard in de hoorn te roepen: hoe gaat het met je…?

We schreven hem ook brieven. Die er ondanks de luchtpost weken over deden om aan te komen en vaak werden opengemaakt. Soms kreeg een brief die ik hem geschreven had terug met daarin, rood omcirkeld, de taalfouten die ik had gemaakt.

Mijn zusje en ik hebben mijn vader één keer naar Schiphol gebracht. Daarna niet meer. Ging mijn moeder in haar eentje. Wij hadden alleen maar moeten huilen toen hij daar staand op de vliegtuigtrap met een zakdoek naar ons naar zwaaide.

Wèl haalden we hem op als hij dan eindelijk weer thuis kwam. Naar die dag leefden we toe. Hoefden ook niet naar school. Mijn moeder bestelde een taart met daarop ‘Welkom thuis’. En als we hem dan eenmaal zagen op Schiphol, vlogen we hem in de armen en hoopten dat hij nooit, nooit meer weg zou gaan. Het was ook feest. In het bijzonder die eerste week van zijn terugkeer. Alles mocht, alles kon. En natuurlijk waren er cadeaus.

Daarna werd het langzaam maar zeker weer gewoon. Werd hij steeds meer een vader die net als andere vaders streng, vervelend en kribbig kon zijn. En als dan de dag van vertrek weer aanbrak, vergat ik dat allemaal en stonden de weken en maanden die daarop volgden in het teken van: wanneer komt papa weer thuis? Dan was hij opnieuw de held die de wereld bereisde en miste ik de geur van zijn Egyptische sigaretten.

 

Marjan2